Daar zijn we dan. Op Vlieland! Na een acht, jawel acht uur durende reis met twee treinen, de nodige wachturen en de boot, zetten wij voet aan wal. En wát voor wal. De zon schijnt nog net over de dijk met daarachter de rode daken van de huisjes. Voor ons doemt het dak van Vlierijck op, ons verblijf.

Ons appartement is groot. Veel groter dan verwacht en van alle gemakken voorzien. Maar wat is het er koud. Ja, geen wonder, de verwarming staat op nul. Omhoog ermee! Maar er gebeurt niet veel. Bij de receptie bieden ze een straalkacheltje aan. De vloerverwarming warmt maar een graad per uur op zegt een behulpzame meneer van het hotel. “Misschien een kleine tip,” zeg ik. “Een paar uur voor de gasten komen aanzetten?” Maar ik wil niet zeuren. Het appartement van is zonder meer schoon en de bedden slapen heerlijk. We douchen die avond maar een keer niet en slapen onder twee dekbedden de nacht rond.

Kilometers strand, honderden meters breed

De volgende dag is het al wat warmer. Na een zelfgemaakt ontbijt met broodjes van de warme bakker gaan we onze geplande 17 kilometer afstandswandeling lopen.  Die begint bij het veer, gaat de Dorpsstraat over, buigt naar rechts de bossen in om zo uit te komen bij het Noordzeestrand. Kilometers strand, honderden meters breed en geen kip te zien. Wel meeuwen. Heel veel meeuwen.

Maar eerst terug naar het bos. Wij doen precies wat er in de gids staat, maar verdwalen natuurlijk toch. Dat zegt niks, want dat gebeurt ons altijd. Tweede bospad rechts, daar kijk je snel overheen als je aan het kletsen bent. Wij zien ook een boomstronk met de familie Smurf eraan hangend op een touwladdertje en ook nog een zooi smurfen er bovenop. We zoeken verder. Dát is toch dat weggetje waar we net gelopen hebben? En dan.. BAM!!!! Daar lag ik. Mijn voet bleef achter een boomwortel haken. Ik probeerde mij nog op te vangen door mijn armen voor mij uit te strekken. Maar ik zakte gewoon door mijn ellebogen, zo met mijn hoofd op de grond. In slowmotion gezien, eerst met mijn hoofd, toen mijn neus en daarna mijn mond. Ik schrik zo dat ik even blijf liggen. Hersenschudding, schiet het door mijn hoofd, bloedneus, tand door de lip. Mijn zoon staat ontredderd naast mij. Hij doet een poging om mij op te krikken. Maar dan hijs ik mijzelf overeind. Het bloedt maar een beetje. Mijn tand zit er nog in. Maar ik zie er vreemd uit. Alsof iemand mij een stomp heeft gegeven. Dikke lip die steeds blauwer wordt. Rode neus wordt ook al blauw en een bult op mijn voorhoofd. Wonder boven wonder is mijn peperdure, pas aangeschafte camera, die ik ook nog net uit de tas had gehaald en om mijn nek gehangen, heel gebleven. Het zit wel vol zand, maar hij doet het nog! Opgelucht maak ik hem schoon terwijl mijn zoon mijn gezicht probeert schoon te maken, want ook ik zit vol met zand en bloed.

De vrachtwagen laat een bandenspoor achter met teksten. Wat leuk!

We gaan verder! We geraken uit het bos en komen op een open vlakte. In de verte lopen een paar enge, grote roodharige maar zeer volprezen Schotse Hooglanders. Gelukkig zien zij ons niet. Dat kan ik er echt niet meer bij hebben, zo’n hollende stier achter mij aan.

Wat is het hier stil! Niemand anders dan wij zijn kennelijk op het idee gekomen deze tocht te gaan lopen. Er volgt weer een bos. Prachtig bos en niemand te zien! En dan de duinen en daarachter de zee. De lucht is strakblauw. Cirkelende meeuwen boven ons hoofd. En een eindeloze strandvlakte. Er passeert ons een grote vrachtwagen met dikke banden. Er zitten mensen in. Die gaan naar het uiterste punt van het eiland. Daar waar je eigenlijk niet kunt komen omdat daar militair gebied is, heb ik gelezen, om zeehonden te spotten. De vrachtwagen laat een bandenspoor achter met teksten. Wat leuk! Dichtregels van een beroemde dichter die hier heeft gewoond. Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936).

We lopen en lopen en als we bijna bij de laatste afslag zijn waar we weer naar boven de duinen in klimmen, gaan we even in een duinpan liggen. Uit de wind, in de zon. Maar niet te lang, we moeten nog ver. We komen langs kwelders waar vogels een paradijsje hebben. Prachtige diepblauwe watertjes omringt door gras en rietpluimen. Rechts van ons nog meer rietpluimen met daarachter drooggelegd wad.

Ik zie vogels die ik nog nooit gezien heb. Blauw met gele veertjes, en grote roofvogels. Ik begin niet aan namen, want ik heb daar geen verstand van. Ik hou wel veel van ze. Dikke vette ganzen lopen in de verte over het wad.

En dan zijn we aan het eindpunt. Het Posthuys. We zijn moe, maar voldaan. Het is al bijna avond. We bestellen een groot bord spaghetti en spoelen dat weg met ieder twee flesjes Radler bier. Daarna met de bus naar huis. Gratis, want ons kaartje van het hotel geldt ook voor de bus.

In de badkamer kijk ik in de spiegel. WAAAAAAAHHH!

De tweede dag gaan we richting het wad. Mijn lip is nog ietsje blauwer dan die al was en mijn neus ook, maar goed. We hebben een fiets gehuurd. We rijden maar drie keer verkeerd, maar dan vinden we de weg langs de dijk naar het wad. Daar mag je eigenlijk niet op. Je mag er wel langs lopen. Maar ach, een klein stukje is niet zo erg. Dus lopen wij over geultjes, springend op het wad. Af en toe ligt er een dode meeuw; boven ons hoofd nog veel meer levende meeuwen en andere vogels. We willen eigenlijk helemaal richting zee die daar zo mooi ligt te glinsteren in de verte. Maar de afstanden zijn hier moeilijk in te schatten en als nou opeens de geulen gaan vollopen met water? Of als we een enorme boete krijgen wegens het betreden van verboden gebied? We gaan terug naar het veilige pad vlak langs de duinenrij naast het wad. Ook mooi. We fietsen om de dag af te sluiten nog even richting vuurtoren. Een bezoek aan Vlieland kan gewoon niet zonder vuurtoren. Het is nog een flinke klim. Maar de moeite helemaal waard want wat een uitzicht! Oh wat ben ik blij dat mijn camera die val overleefd heeft. Dan is de dag om. We zoeken een knus eethuisje waar we een pannenkoek eten met, jawel, een biertje.

Wel met een beetje pijn in onze kuiten klimmen we de volgende dag in de boot voor de terugtocht.

Dag Vlieland! Je bent LEUK en LIEFLIJK en ONSCHULDIG. Laat je kades en je bruggetjes zoals ze zijn, hier en daar overwoekert door plantjes en grasjes. Laat het bij die kleine huisjes, zet er geen kermisattracties op alsjeblieft en ook geen grote hotelresorts. Ik kom zeker terug. Daar, waar de boze buitenwereld nog niet is doorgedrongen.

Dát was het! IK VOELDE MIJ ER HEEL VEILIG!

Hanneke Alici – Marchal

Deel jouw reisverhaal!